Mei is traditioneel de maand waarin veel Nederlanders hun vakantiegeld gestort krijgen, als ze in loondienst zijn of een uitkering krijgen van de staat. Dit jaar gaan werknemers die meer verdienen dan modaal erop achteruit, terwijl lagere inkomens juist iets meer vakantiegeld krijgen, blijkt uit deze week gepubliceerde berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP.

Het modale salaris is het meest voorkomende salaris en wordt jaarlijks door het Centraal Planbureau vastgesteld. Voor 2023 gaat het om een bruto jaarsalaris van ruim 40.000 euro, inclusief vakantiegeld.

Het vakantiegeld dat officieel vakantiebijslag heet, bedraagt 8 procent van je brutoloon. Het wordt meestal eind mei uitgekeerd en het is berekend over het loon van de maanden vanaf juni in het afgelopen jaar tot en met mei van het huidige jaar. Over de 8 procent van je brutoloon aan vakantiebijslag betaal je belasting, waarmee dus sprake is van een bruto en netto bedrag aan vakantiegeld.

In de berekeningen van ADP komt het modale inkomen overeen met een bruto maandloon van 3.068 euro. De salarisverwerker heeft berekend dat je er dan in mei dit jaar netto 18 euro aan vakantiegeld op achteruit gaat ten opzichte van vorig jaar.

Hogere inkomens tot 2,5 keer modaal moeten enkele tientjes aan vakantiegeld inleveren in vergelijking met 2022, terwijl je met een inkomen van drie keer modaal, dus zo'n 120.000 euro bruto op jaarbasis, maar liefst 579 euro netto minder vakantiegeld ontvangt,

In de onderstaande tabel hebben we voor zeven salarissen tussen de bruto €1.000 per maand en ruim €9.000 per maand op een rij gezet hoe hoog het netto vakantiegeld is in mei 2023 en wat het verschil is met afgelopen jaar.

Dat werknemers die drie keer modaal verdienen, veel minder vakantiegeld ontvangen dan in 2022, heeft te maken met de loonheffingskorting, zegt Dik van Leeuwerden, expert op het gebied van wet- en regelgeving bij ADP Nederland, tegen Business Insider.

Afhankelijk van je individuele situatie heb je recht op heffingskortingen die het bedrag dat je aan belasting moet betalen verlagen.

Heffingskorting verlaagt belasting op vakantiegeld

"Kort gezegd betaalt iedereen die minder dan 73.032 euro verdient 36,93 procent belasting en wie meer verdient 49,5 procent. Als dat berekend is, kijkt men naar de individuele situatie en worden heffingskortingen toegepast. Deze zijn inkomensafhankelijk: hoe meer inkomen, hoe lager de heffingskorting", legt Van Leeuwerden uit.

Woon en werk je in Nederland, dan heb je in ieder geval recht op algemene heffingskorting en arbeidskorting die je bij één werkgever kan toepassen. De algemene heffingskorting bedraagt in 2023 maximaal 3.070 euro, terwijl de arbeidskorting maximaal 5.052 euro bedraagt.

Als je in loondienst bent wordt dus in eerste instantie 36,93 procent belasting ingehouden over het inkomen tot 73.032 euro en 49,5 procent over het inkomen daarboven. Dit gebeurt maandelijks, waarbij ook de inkomensafhankelijke heffingskortingen die de belasting verlagen worden toegepast. Hierbij wordt uitgegaan van het reguliere salaris.

Het bedrag aan heffingskorting waar bij je reguliere salaris rekening mee wordt gehouden, moet bij uitbetaling van bijzondere beloningen, zoals vakantiegeld, worden gecorrigeerd. Dit omdat je jaarloon hoger is dan twaalf maal je maandsalaris. De correctie wordt uitgevoerd met zogenoemde verrekeningspercentages, waar we zo op terugkomen.

Een keer per jaar wordt dus 8 procent vakantiegeld berekend over je bruto inkomen. Hierdoor valt je bruto inkomen hoger uit. Dit zou betekenen dat de heffingskorting lager kan uitvallen - immers, hoe hoger het loon, hoe lager de heffingskorting. Een lagere heffingskorting betekent dat je toch weer meer belasting zou moeten betalen.

Afbouw heffingskorting, als inkomen hoger is

Om te voorkomen dat je aan het einde van het jaar geld moet terugbetalen, wordt een verrekeningspercentage toegepast. Het verrekeningspercentage verhoogt of verlaagt de heffingskorting afhankelijk van het loon.

De onderstaande tabellen tonen de inkomensafhankelijke algemene heffingskorting en arbeidskorting en de manier waarop de afbouw van deze belastingkortingen wordt berekend, naarmate het salaris hoger is.

Bron: Belastingdienst
Bron: Belastingdienst
Bron: Belastingdienst
Bron: Belastingdienst

Te zien is dat de heffingskorting van maximaal 3.070 euro vanaf een inkomen van 22.661 euro met 6,095 procent wordt verlaagd en bij een inkomen boven de 73.031 euro naar 0 gaat.

De hoogte van de arbeidskorting is ook afhankelijk van het inkomen en bedraagt maximaal 5.052 euro. Tot 37.691 euro dan wordt de arbeidskorting in stapjes opgebouwd. Maar als je 37.691 euro of meer verdient dan wordt de arbeidskorting weer afgebouwd met een verrekeningspercentage van 6,51 procent. Verdien je meer dan 115.295 euro dan is de arbeidskorting 0.

Met een loon van rond de 3.000 euro bruto per maand (exclusief vakantiegeld) schommel je rond het jaarinkomen van 37.691 euro, dat een grens vormt bij de arbeidskorting. "Verdien je minder dan dit bedrag, dan zit je mogelijk in de opbouwfase van de arbeidskorting. Maar verdien je meer, dan zit je ineens in de afbouwfase waarbij de arbeidskorting van maximaal 5.052 euro met 6,51 procent wordt verlaagd", zegt Van Leeuwerden.

Hogere arbeidskorting dan vorig jaar

Met 6,51 procent is het afbouwpercentage van de arbeidskorting overigens hoger dan vorig jaar, toen bedroeg het 5,86 procent. Daar staat tegenover dat het moment waarop een werknemer in de 'afbouwfase' komt waarbij het verrekeningspercentage voor de arbeidskorting wordt verlaagd, dit jaar bij een hoger inkomen van toepassing is dan vorig jaar. Hierdoor profiteren meer werknemers van de arbeidskorting.

Ook het inkomen waarbij het recht op arbeidskorting vervalt, is dit jaar hoger. "Je moet dit jaar dus langer rekening houden met het verrekeningspercentage van 6,51 procent. Dit komt bovenop het tarief voor de inkomstenbelasting van 49,50 procent", aldus Van Leeuwerden. 

Lees ook: 3 op de 10 Nederlanders geven vakantiegeld niet uit aan vakantie, maar sparen het op of lossen schulden af